Hervorming van de studiefinanciering

Zoals al besproken in de vorige blog, zal de studiefinanciering zoals wij deze nu kennen gaan, gaan verdwijnen.

In mei 2014 heeft het kabinet met de fracties van Groenlinks, VVD, PvdA en D66 een akkoord bereikt voor het hervormen van de huidige studiefinanciering. Het zogenaamde studievoorschot zou een bedrag van maximaal 1 miljard moeten vrijmaken, dat dan weer geïnvesteerd kan worden in beter hoger onderwijs. Dit zou een verhoging van het budget met 20% moeten opleveren (ten opzichte van 2014).

Laten we nu ingaan op de achterliggende gedachten om dit systeem te hervormen.

Studeren is een goede zaak: iemand die hoger onderwijs heeft genoten, gaat gemiddeld anderhalf tot twee keer zoveel verdienen als iemand die geen hoger onderwijs heeft genieten en van eenzelfde leeftijd is. Het idee is dus dat de bevolking van Nederland in haar geheel profiteert van een hoog opgeleide bevolking. Aan de hand van deze uitleg wordt het ook logisch geacht dat de lasten verdeeld worden: de overheid draait op voor het grootste bedrag van de studie, zo’n 6500 euro per jaar en de rest betaalt de student zelf. Dat deel dat men zelf moet betalen, wordt groter met het invoeren van het studievoorschot, maar daar krijgt de student wel iets voor terug. Dit is: beter hoger onderwijs. Dit alles zou dan moeten leiden tot een eerlijker, rechtvaardig, doelmatig en toekomstbestendig studiefinancieringsstelsel.

Een verbetering van het hoger onderwijs

In totaal zou er dus een bedrag van misschien 1 miljard moeten vrijkomen, wat geïnvesteerd zal moeten in beter en vooral ook uitdagender onderwijs. Hierbij moet men denken aan een vermeerdering van contacturen, maar ook betere begeleiding en een geldelijke beloning voor wetenschappers die goed onderwijzen. Opleidingscommissies zullen ook worden versterkt, net als dat er meer excellentietrajecten zullen komen en meer internationale studiekansen. Deze investeringen staan direct in relatie tot de strategische plannen en de afspraken over kwaliteit van de hogescholen en universiteiten. Om een snelle start te kunnen garanderen, schieten de hogescholen en universiteiten de eerste drie jaar 200 miljoen euro voor. Docenten en studenten zullen bovendien meer instemmingsrecht krijgen op de hoofdlijnen van de begrotingen van hun instellingen, omdat een verbetering van kwaliteit altijd in de handen ligt van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van studenten, medewerkers en de besturen.

Het eerder genoemde studievoorschot zal gaan bestaan uit een beurs voor studenten wiens ouders minder 46.000 euro per jaar verdienen, samen met een lening en een collegegeldkrediet. De aanvullende beurs zal in hoogte kunnen oplopen tot een bedrag van 365 euro, dit is dan voor de studenten met ouders die minder dan 30.000 euro per jaar verdienen. Boven deze grens zal het bedrag van de aanvullende beurs teruglopen. De maximale lening is het dan ook het bedrag dat studenten nu al kunnen lenen en eventueel het bedrag van de huidige basisbeurs, maar dit alleen voor uitwonenden. De basisbeurs die men nu krijgt ongeacht het inkomen van de ouders, zal komen te vervallen.

Minder aflossen

De aflossingsperiode zal ook worden verlengd van 15 naar 35 jaar. Hierdoor nemen de maandelijkse kosten ook flink af. Zo neemt de studieschuld een veel minder groot deel van het verzamelinkomen in, namelijk zo’n 4% t.o.v. van het nu maximaal 12%. Het moeten afbetalen gaat dan ook gelden vanaf het minimumloon, wat nu ongeveer bijstandsniveau is. Uiteraard blijft eerder aflossen ook mogelijk en kun je bovendien een aantal zogenaamde jokerjaren inzetten. Tijdens deze jokerjaren hoef je dan niet af te lossen en deze kun je dus bijvoorbeeld inzetten wanneer je grote uitgaven hebt, zoals de geboorte van een kind of het kopen van een huis.

Studenten die een handicap of een chronische ziekte hebben, ontvangen nu een extra jaar basisbeurs. Wanneer het nu het nieuwe systeem in werking zal gaan, zullen zij bij een afgeronde bachelor of master een kwijtschelding krijgen van 1200 euro.

Er is nog een project dat een belangrijke impuls krijgt met het studievoorschot, namelijk Leven Lang Leren. Ervan uitgaande dat je nooit uitgeleerd bent, ook niet na het halen van je bachelor of masterdegree, worden studenten die tussen 2015 en 2019 aan een studie beginnen deels gecompenseerd. Deze studenten zullen nog niet optimaal profiteren van de verbeteringen in het onderwijs en daarom krijgen zij voucher aangeboden krijgen waarmee een bijscholingsprogramma kan worden afgelegd. Dit zal dan gaan over de periode zo’n 5 tot 10 jaar na het afronden van de eerdere studie. De vouchers zijn 2000 euro waard.

Ook wordt het collegegeldkrediet uitgebreid. Dit zal ook beschikbaar worden voor studenten boven de 30 jaar, ook voor deeltijdstudenten en MBO-bol studenten.

Ov-kaart ook voor mbo-studenten

Aan het studentenreisproduct verandert niet veel, behalve dat dat meer zal worden uitgebreid. Het zal ook beschikbaar worden voor mbo-studenten, ook beneden de 18 jaar. Van studenten wordt verwacht dat zij een weloverwogen studiekeuze maken en dat zij daarin mobiel zijn, omdat instellingen soms ook lessen buiten de school zelf aanbieden. Daarom zal de ov-kaart dus ook beschikbaar worden voor de studenten op het mbo. Uiterlijk 1 januari 2017 moet ook iedere mbo-student een studentenreisproduct krijgen.

Het studievoorschot voor de bachelor en masterstudenten moet in ieder geval ingaan op 1 september 2015 voor nieuwe studenten.

Leave a Reply